Heer,
ik zag toch hoe ze U
als een misdadiger veroordeelden?
Ik zag toch het bloed
van de slagen en de doornenkroon?
Ik zag toch hoe ze U
aan het kruishout spijkerden?
Ik zag toch hoe ze U bespotten
en het kruis maakten tot Uw troon?
Heer,
ik zag toch hoe Uw krachten afnamen,
de dood kwam toch als maar dichterbij?
Ik zag toch Uw stervensuur naderen;
het moment, dat U Uw leven gaf?
Ik zag toch hoe U stierf,
dan is het toch voorbij?
Ik zag toch hoe ze Uw lichaam namen
en hoe ze U begroeven in het graf.
Hoe zou ik niet geloven,
dat wat mijn ogen hebben gezien?
Hoe zou ik niet geloven,
dat wat mijn ogen mij hebben verteld?
Hoe zou ik niet geloven,
wat mijn ogen zagen gebeuren?
Hoe zou ik niet geloven,
als ik door deze verschrikking wordt vergezeld?
Is dit werkelijk niet het einde?
Heeft de dood dan niet het laatste woord?
Maakt U werkelijk alles nieuw?
Is er werkelijk hoop, die aan de horizon gloort?
Wat er ook gebeurt, wat je ook ziet.
Wat je ogen je ook vertellen, dat er met Mij is gebeurd.
Dit is niet het einde.
Ik maak alles nieuw.
Hoewel Hij werd gekruisigd,
Zijn handen en voeten doorboord;
hoewel Hij stierf
daar aan het kruis,
toch was dit niet het einde;
de dood heeft niet het laatste woord.
Hoewel er getuigen waren van Zijn dood,
zelfs de officier werd door Pilatus gehoord;
hoewel Hij in het graf werd gelegd,
begraven bij de doden;
toch was dit niet het einde,
God heeft het laatste woord.
Hij sprak op die derde dag;
de overwinning werd een feit.
“Sta op, Mijn Zoon, sta op!
Alles is klaar voor je komst naar huis.
Je werk is gedaan,
de weg tot Mij is bereid.
Jezus ontwaakte,
werd opgewekt uit de dood.
“Zie Mijn handen en voeten,
de wond in Mijn zij,
de littekens vers,
de kleur nog rood.”
“Maria”, zei Hij;
“Rabboeni”, haar antwoord.
Tranen maken plaats
voor diepe en intense vreugde.
Ogen gingen open;
begrepen werd Zijn woord.
Wat er ook gebeurt,
wat je ook ziet.
Wat je ogen je ook vertellen,
dat er met Mij is gebeurd.
Ik maak alles nieuw,
vergeet dat niet!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten