Twee kleine mensenkinderen,
worden geweven in de moederschoot.
Voor God niet verborgen
terwijl ze groeien in het donker.
Door God gezien
vanaf het allereerste begin.
Hun dagen reeds vastgesteld,
opgeschreven in Zijn boek.
't Is één groot wonder,
zoals ze worden gemaakt door Hem.
O Heer,
U alleen doorgrondt ons.
U kent ons gaan en staan.
Van verre kent U onze gedachten.
U onderzoekt ons gaan en liggen.
Met al onze wegen bent U vertrouwd.
Nog voor wij spreken,
weet U al wat we denken.
En te midden van dat alles,
omgeeft U ons
van achter en van voren.
U legt Uw Hand op ons.
Want U bedekt ons met Uw vleugelen,
onder Uw hoede zijn we veilig.
Uw trouw is een schild, een pantser.
U bent onze schuilplaats, onze vesting.
We hoeven niet bang te zijn,
want U bent de Allerhoogste,
de Almachtige.
Naar: Palm 139 & Psalm 91
Geen opmerkingen:
Een reactie posten